Wie waren de neo-freudianen?

Neo-Freudiaanse psychologen waren denkers die het eens waren met veel van de grondbeginselen van Freuds psychoanalytische theorie, maar veranderden en pasten de benadering aan om hun eigen overtuigingen, ideeën en meningen te incorporeren. Psycholoog Sigmund Freud stelde veel ideeën voor die zeer controversieel waren, maar trok ook een aantal volgers aan.

Veel van deze denkers waren het eens met Freuds concept van het onderbewustzijn en het belang van de vroege kinderjaren.

Er waren echter een aantal punten waar andere geleerden het niet mee eens waren of die ze direct afwezen. Daarom stelden deze individuen hun eigen unieke persoonlijkheidstheorie voor.

Neo-Freudiaanse meningsverschillen met Freud

Er zijn een paar verschillende redenen waarom deze neo-freudiaanse denkers het niet eens waren met Freud. Erik Erikson geloofde bijvoorbeeld dat Freud het onjuist vond om te denken dat persoonlijkheid bijna volledig gevormd was door gebeurtenissen uit de kindertijd. Andere kwesties die neo-freudiaanse denkers motiveren, waaronder:

  1. Freud's nadruk op seksuele driften als een primaire motivator.
  2. Freuds negatieve kijk op de menselijke natuur.
  3. Freud's overtuiging dat persoonlijkheid volledig gevormd was door ervaringen uit de vroege kindertijd.
  4. Freud's gebrek aan nadruk op sociale en culturele invloeden op gedrag en persoonlijkheid.

Hoewel de neo-freudianen mogelijk door Freud zijn beïnvloed, ontwikkelden ze hun eigen unieke theorieën en perspectieven op menselijke ontwikkeling, persoonlijkheid en gedrag.

Grote Neo-Freudiaanse denkers

Er waren een aantal neo-freudiaanse denkers die braken met de freudiaanse psychoanalytische traditie om hun eigen psychodynamische theorieën te ontwikkelen. Sommige van deze personen maakten aanvankelijk deel uit van Freuds kring, waaronder Carl Jung en Alfred Adler.

Carl Jung

Freud en Jung hadden ooit een hechte vriendschap, maar Jung brak weg om zijn eigen ideeën te vormen.

Jung verwees naar zijn persoonlijkheidstheorie als analytische psychologie en introduceerde het concept van het collectieve onbewuste. Hij beschreef dit als een universele structuur die door alle leden van dezelfde soort wordt gedeeld en die alle instincten en archetypen bevat die het menselijk gedrag beïnvloeden. Jung legde nog steeds grote nadruk op het onbewuste, maar zijn theorie legde meer de nadruk op zijn concept van het collectieve onbewuste dan op het persoonlijke onbewuste. Zoals veel van de andere neo-freudianen, richtte Jung zich ook minder op seks dan Freud.

Alfred Adler

Adler geloofde dat de theorieën van Freud teveel gericht waren op seks als de belangrijkste motivator voor menselijk gedrag. In plaats daarvan legde Adler een minder nadruk op de rol van het onbewuste en een grotere nadruk op interpersoonlijke en sociale invloeden. Zijn benadering, bekend als individuele psychologie, was gericht op de drang die alle mensen hebben om hun gevoelens van minderwaardigheid te compenseren. Het inferioriteitscomplex, zo stelde hij, was iemands gevoelens en twijfels dat ze zich niet meten met andere mensen of met de verwachtingen van de maatschappij.

Erik Erikson

Terwijl Freud geloofde dat persoonlijkheid in de vroege kindertijd vooral in steen was gezet, vond Erikson dat de ontwikkeling zich gedurende het hele leven voortzette.

Hij geloofde ook dat niet alle conflicten buiten bewustzijn waren. Velen waren bewust en het resultaat, dacht hij, vanuit het ontwikkelingsproces zelf. Erikson legde de nadruk op de rol van seks als motivator voor gedrag en legde in plaats daarvan een veel sterkere nadruk op de rol van sociale relaties. Zijn achttraps theorie van psychosociale ontwikkeling concentreert zich op een reeks ontwikkelingsconflicten die zich voordoen gedurende de hele levensduur, vanaf de geboorte tot de dood. In elk stadium worden mensen geconfronteerd met een crisis die moet worden opgelost om bepaalde psychologische sterktes te ontwikkelen.

Karen Horney

Horney was een van de eerste vrouwen die was opgeleid in de psychoanalyse en zij was ook een van de eersten die kritiek had op Freuds afbeeldingen van vrouwen als inferieur aan mannen.

Horney maakte bezwaar tegen Freuds portret van vrouwen die leden aan 'penis-jaloezie'. In plaats daarvan suggereerde ze dat mannen 'baarmoeder-afgunst' ervaren omdat ze geen kinderen kunnen baren. Haar theorie richt zich op hoe gedrag werd beïnvloed door een aantal verschillende neurotische behoeften.